
Iedereen die in een armer, niet-westers land is geweest, zal het beamen. Ik ben pas geleden in Tanzania geweest en veel mensen in dat land líjken in meer of mindere mate gelukkig en tevreden, terwijl het een van de armste landen van Afrika is.
Terwijl jij denkt: wat een bende, dat is toch geen leven in dat krot, dartelen vrolijk lachende kinderen om je heen. En de volwassenen doen er niet voor onder, zijn trots op hun huis, ongekend gastvrij en delen graag het beetje dat ze hebben met jou.
Even schaam je je. Dat je klaagt over je rijtjeshuis. Dat je maar acht in plaats van vijftien paar laarzen hebt. Of dat je het zo drukdrukdruk hebt en al in geen tijden een ‘verwendagje’ voor jezelf hebt kunnen inplannen. Schandalig, wat voel je je dan een aansteller. Wat ben je een ongelooflijk verwend watje!

Maar dan besef je dat iedereen zijn eigen referentiekader heeft. Zij missen niet waar jij zo aan gewend bent dat je het zou missen. Het is die verdomde Maslow-piramide. Jij hebt alle basistreden beklommen en hoeft je alleen nog maar druk te maken over je ‘zelfontplooiing’ Maar zij hopen elke dag op genoeg eten voor hun kinderen en een dak dat het gaat houden, ook bij een flinke regenbui. En natuurlijk is
Tanzania een relatief rustig land; geen oorlog en slechts matig corrupt. Het kan veel en veel erger en dan spelen ineens zaken van een heel andere orde een rol.
In het prachtige Tanzania is het logisch dat de mensen relatief tevreden zijn met weinig, want weinig zijn ze gewend. Veruit de meeste mensen hebben te eten, een bed en voelen zich veilig. Maar je gunt ze meer dan dat, want jij zou zó absoluut niet tevreden zijn. Dus je strooit met snoepjes en donaties alsof dan alles goed komt. Maar je mag je afvragen wie je daarmee gelukkiger maakt. Want is het niet alleen goed voor je eigen gemoedsrust? Dat je op je eigen lijstje ook ‘maatschappelijk betrokken’ kunt aankruisen?

En eenmaal terug in eigen land zit je veel te snel weer in je oude patroon van rennen en klagen. Stiekem jaloers op hun rust en eenvoud. Maar je wilt niet ruilen en kúnt ook niet ruilen. Want het zou niet hetzelfde zijn. Je zou claustrofobisch worden in dat kleine lemen huisje. En die prachtige doeken om je lijf maken van jou een rare wanna-be excentriekeling. Andersom worden zij vast doodongelukkig van de rechte akkers, de bureaucratie en het binnen op je luie reet zitten. We kunnen hooguit nieuwsgierig naar elkaar kijken. En beseffen dat we het zo slecht nog niet hebben. (Geen) geld maakt uiteindelijk niet het verschil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten